Google

Kopafbeelding

Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Kinderen willen bewegen 3.4:

Tips en algemene criteria bij het gebruiken van de kijkwijzers

Lichaamsoriëntatie

 

Lichaamsoriëntatie LEAD Technologies Inc. V1.01 

Lichaamsdelen benoemen

Het kan zijn dat een kind de woorden nog niet paraat in het bewustzijn heeft, maar het lichaamsbegrip wel heeft. Het is normaal dat de passieve woordenschat veel groter is dan de actieve. Begin dus altijd eerst met de kinderen aan te laten wijzen wat jij vraagt. Tast daarna af in hoeverre zij de lichaamsdelen zelf ook al met de juiste naam kunnen benoemen.

Laat passief en actief benoemen en aanwijzen. Vraag naar zichtbare en onzichtbare lichaamsdelen. Heeft het kind al besef van wat het niet kan zien? Wees alert op kinderen die meertalig worden opgevoed. Help hen met oefenen. Om bepaalde bewegingsspelletjes en opdrachten te kunnen uitvoeren is kennis van de namen en begrippen een voorwaarde.

Het maakt niet uit hoe het kind de vingers benoemt, duimelot is even goed als duim. Het gaat om het bewustzijn hebben tot in de vingers en tot in het kennen van de namen.

Dit onderdeel staat ook al in ons rekenboek (kinderen gaan rekenen) bij de vijfjarigen genoemd, daarom noemen we het hier in de vijfjarigenlijst niet opnieuw.

Gekruist aanwijzen, bijvoorbeeld met je linkerhand naar je rechterarm, staat genoemd vanaf zeven jaar. Kinderen die hardnekkig moeite houden bij het maken van lichaamskruisingen geven daarmee aan, dat ze nog niet in de fase van het lateraliseren zijn beland. Je zou kunnen concluderen dat zij dan op dit gebied een beeld geven van een vertraagde motorische ontwikkeling. Om te kunnen leren lezen en schrijven is het van belang om de verschillende lichaamsassen te kunnen doorkruisen. Vooral het kunnen doorkruisen van links en rechts is voorwaarde voor een goede lees- en schrijfontwikkeling. (zie hieronder)

Bij de achtjarigen staat genoemd ‘maken van kruisingen’. Het verschil met hetgeen bij de zevenjarigen wordt gevraagd is dat er nu niet alleen wordt aangewezen, maar ook bijvoorbeeld oefeningen gedaan kunnen worden als met je rechterknie naar je linker elleboog bewegen en omgekeerd. Het kunnen doorkruisen van de eigen lichaamsas en het kennen van de begrippen links en rechts zijn twee verschillende dingen. Er zijn kinderen die de kruisingen kunnen maken en gedesoriënteerd raken door de begrippen links en rechts en er zijn kinderen die met nadenken wel links en rechts kunnen aanwijzen, maar bij het maken van kruisingen altijd stokken in de beweging.

Links- rechtskennis: geef kinderen opdrachten waarbij de begrippen links en rechts worden ervaren aan het eigen lichaam. Bijvoorbeeld ‘pak met je rechterhand je linkeroor’. Laat de kinderen de opdrachten zoveel mogelijk staande uitvoeren. Zorg dat de kinderen de opdrachten pas uitvoeren wanneer de opdracht in zijn geheel heeft geklonken (als het belletje klinkt mogen jullie de opdracht uitvoeren). De oefeningen kunnen een oplopende moeilijkheidsgraad hebben: eerst niet gekruist (pak met je rechter hand je rechteroor), dan gekruist (pak met je rechterhand je linker oor) en tenslotte meervoudig (pak met je rechterhand je linker oor en til je linkervoet erbij op, terwijl je naar rechts kijkt). Er kan bovendien nog een onderscheid worden gemaakt in de oriëntatiepunten:

Actieve kennis van de begrippen links en rechts kan nog per dag verschillen. Soms heeft een kind min of meer per ongeluk raak gegokt en onthoudt het een tijdje welke kant ‘links’ heette. Vraag bij twijfel daarom altijd onverwacht nog eens naar de begrippen; ‘en hoe heet die kant?’